Analoog

Analoog fotograferen heeft iets magisch. Werk je analoog, dan kun je het ambacht fotografie ten volle beleven. Herbeleven voor de fotograaf die in vroegere tijden nog analoog heeft gewerkt en voor de jonge fotografen die opgegroeid zijn met een digitale camera is het een spannende ontdekkingstocht om te werken met analoge camera’s, rolletjes en een donkere kamer.

Bewust fotograferen

Een van de grootste voordelen van analoge fotografie is voor mij, dat je verplicht wordt om bewuster te fotograferen. Met de geheugenkaartjes van nu kun je zo ongeveer een onbeperkt aantal foto’s schieten. Bij een analoge camera zit je aan het maximumaantal foto’s van je fotorolletje gebonden. Om het maximale uit je rolletje te halen, is het belangrijk dat je bij elke foto bewust nadenkt over wat je precies vastlegt.

Analoog fotograferen leert je de camera begrijpen

Bij analoge fotografie is je gevoel belangrijk. Fotograferen wordt weer wat meer werk om te doen en daarom is het resultaat ook iets waar je naar kan uitkijken. Al de dingen die je moet doen, voordat je foto’s voor je liggen. Dat zorgt ervoor dat voordat je die sluiter indrukt, je eerst goed kijkt hoe je je foto kadert, hoe je belichting is. Je kan jezelf al een beetje voorstellen hoe de foto eruit gaat zien. En als je je best hebt gedaan, gelooft dat het een goede foto was en je hem enkele dagen later in je handen hebt en hij is precies zodat jij dacht dat hij ging worden (of misschien zelfs beter?), dan heb je het – de vaste essentie van fotografie. Plezier hebben in het proces. Plezier hebben tijdens het maken. Plezier hebben in het resultaat te zien. Leren kijken. En als het niet was zoals je wilde, doe je het opnieuw. Je kan je stappen terug registreren en je doet het nog eens. Als je analoog leert fotograferen, begrijp je de instellingen sneller en beter dan wanneer je het digitaal leert. Het heeft te maken met het gevoel dat de digitale camera tegenwoordig een computer is geworden en geen machine die foto’s kan creëren.